Zoutelande Lohengrin
Klaus denkt aan de mythe van Lohengrin, de naam van deze bunker met zeezicht. Over de mysterieuze graalridder die over de Schelde komt varen, in een bootje getrokken door een zwaan. Vraag nooit naar mijn afkomst, fluisterde de graalridder aan zijn geliefde Elsa. Anders mag ik hier niet vechten en moet ik weer vertrekken naar het land achter de wolken… Klaus zucht. Welke geallieerden zullen hier de Schelde op varen, van welke nationaliteit? Amerikanen, Britten, Canadezen? Wat voor boten nemen ze mee?
De bunkers zijn bomvrij: het beton is twee meter dik, bestand tegen elke voltreffer vanuit de lucht of uit de zee. Bunkerbouwen is een kunst. Seriebouw, dat wel, maar binnen een paar maanden zag je een immens resultaat. Een goed betonmengsel, de juiste bekisting. De nerven van de houten planken zie je terug in het beton, zoveel druk komt er op. Een simpel kacheltje droogt de binnenkant en daarna kan de uitrusting beginnen. Platen geperst stro tegen de wanden voor comfort, een fatsoenlijke akoestiek. Klapbedden, klaptafels. Kasten voor persoonlijke spullen. Je kon gewoon rechtop lopen, zelfs de langste manschappen. De allermooiste, in Noorwegen en Frankrijk, hadden treintjes die bommen brachten, hydraulische liftsystemen. En verborgen ontsnappingsgangen met lagen kiezels, waarin je je je kon verstoppen, gewoon kon ademen. Als alles veilig was kon je jezelf uitgraven. Om verder te vechten.
Rommel wil nog honderden extra bunkers laten bouwen, kleintjes. Voor twee personen met machinegeweren. De geschutstukken moeten in beton worden gegoten, ook al valt daarmee een deel van de reikwijdte weg. Rommel wist het zeker, al was niet iedereen het met hem eens. De geallieerden zullen landen op een afgelegen strand, niet bij een een havenplaats. In Dieppe liepen de tanks vast in het zand, maar daar hebben de Tommies ongetwijfeld veel van geleerd. Als de vijand niet direct op het strand wordt vernietigd is alles verloren.