Festung Vlissingen
Een frisse decemberochtend, 1943. Klaus Maier kijkt uit over de zee, bovenop het Keizersbolwerk van Vlissingen. Waar keizer Karel de Vijfde in de zestiende eeuw een magnifieke vesting liet bouwen. De Grote Napoleon had het fort aangepast tot een machtig bomvrij bastion. En nu perfectioneerde het Groot-Germaanse Rijk dit bouwwerk met staal en beton. Langs de gehele westkust, van zes verschillende landen.
Vandaag is een rustige dag. Er zijn geen nieuwe orders en bevelen, geen vliegtuigen in de lucht. Het zou zomaar de zeventiende of de zestiende eeuw kunnen zijn, denkt Klaus: de lucht en de zee waren eeuwig. Grote heersers hadden het belang van deze stad gezien. En de Führer zag dat ook. Ze hadden de schoorstenen van de bakkerijen van Napoleon moeten slopen, net zoals de wandelpier verderop. De Vlissingers mochten sowieso niet meer op de boulevard komen: deuren en ramen van de huizen aan de waterkant waren dichtgemetseld. De oude 16e eeuwse stadsmuur ging nu naadloos over in nieuw beton.
Klaus werkt voor de O.T. Hij vindt de naam voluit mooier: Organisation Todt, machtig als de dood. De macht om het landschap volledig naar eigen hand te zetten en een enorm rijk te bewaken. Einsatz Holland, bouwafdeling Zuid. Klaus pakt zijn fiets om een inspectieronde te doen. Nederlanders en hun fietsen, hij vindt het een fantastische gewoonte. Al was het absurd dat het Nederlandse leger de Duitse bezetter per fiets had willen tegenhouden. Infanterie op wielen! De verstandhouding met de Hollanders was nu beter, de burgemeesters hielpen de O.T. enthousiast aan nieuwe werkkrachten omdat ze een hekel hadden aan luiaards en werklozen. Vlijtig waren ze hier, net als thuis. Klaus stapt op zijn fiets en begint zijn tocht richting de duinen, door de stille stad.