Muntjes en snoepjes
Hoe Maatje ook probeert, het lukt haar niet. Elke keer mislukt haar tekening. Maatje zucht. Ze probeert met een takje in het harde strandzand te tekenen, vlakbij de branding. Een hakenkruis natekenen is ontzettend lastig. Het symbool wappert op allerlei nieuwe vlaggen in het dorp en ziet er zo simpel uit. Twee hoekige strepen die elkaar kruisen. Maar ze tekent steeds de pootjes verkeerd. Het teken lijkt een beetje op een rennend mannetje, voorover hellend, met kromme armen.
‘Foei, Maatje’, klinkt het. Haar moeder staat ineens achter haar. Met haar voet wist moeder de mislukte hakenkruizen uit. ‘Wat doe je hier?’, vraagt ze. ‘Ben je weer om snoepjes aan het bedelen?’ Want ja, dat was eigenlijk het plan. Soms kwamen de Duitsers ineens voetballen. Na afloop kregen de kinderen dan soms een muntje, een snoepje. Maar de soldaten hadden het al een tijdje te druk. Ze sjouwden met grote palen, ze hadden met planken en betonplaten nieuwe wegen in de duinen gemaakt. Vader zei dat ze nog veel meer bunkers gingen bouwen.
Maatje loopt terug naar huis, langs de grote bunker op de dijk. Er lagen nu grote rollen prikkeldraad. Papa had gezegd dat de Nazi’s het hakenkruis hadden gestolen. Ze hadden het zelfs helemaal niet zelf bedacht. Het teken heette eigenlijk swastika, kwam uit India en was duizenden jaren oud. Het stelde een zonnewiel voor, of het punt waarbij de vier windrichtingen elkaar kruisen. De mensen versierden gebouwen met swastika’s omdat dat geluk zou brengen. Een vierkant wiel, denkt Maatje. Dat is nog best lastig draaien. Dan ziet ze een klein hemelsblauw molentje draaien in de tuin van de buren. Zo’n molentje van het strand. Het lijkt net een swastika op een stokje.